Toen ik in mijn tienerjaren ging sporten ervoer ik al vrij snel dat meer sporten en trainen leidde tot een betere prestaties en conditie. Betere prestaties motiveerden mij weer om meer trainingsarbeid te verrichten. Bij langebaan schaatsen is dat zo mooi en makkelijk zichtbaar in de snellere tijden die je rijdt.
Met het langzaam ouder worden bereikte ik ook het punt dat de verbetering van prestaties afvlakten en zelfs tot stilstand kwamen. Een overdaad aan training zorgde ook voor blessures die de trainingsbelasting onder druk zetten.
Zo na mijn studietijd leidde dat tot een forse reductie van de tijd die ik aan sport besteedde en werd het plezier in het sporten belangrijker dan de prestaties en de wedstrijdsport. De overgebleven tijd vulde zich gemakkelijk met werk en mijn professionele ontwikkeling.
Toen de intensiteit van mijn werk een jaar of 15 geleden een telkens grotere rol ging aannemen en ik fysiek niet fitter werd, nam ik me voor dat de balans tussen mijn sport en werk beter moest. Meer werken betekende simpelweg ook meer sporten.
Het effect daarvan was niet alleen een betere balans, maar ook een fitter lijf. Langzaam maar zeker ging ik ook weer fanatieker schaatsen en tegen mijn 50e ontstond de ambitie om ook de wedstrijdsport weer op te pakken.
In mijn juniorentijd leek de fysieke vooruitgang vanzelf te gaan. Beperkingen waren vooral de kosten van het materiaal, schaatsen, fietsen, kleding etc. Nu 35 jaar later kent de fysieke vooruitgang zo z’n beperkingen, maar is het mooiste van het mooiste materiaal voor iedereen beschikbaar. Op maat gemaakte schoenen, de beste ijzers, een rubberen wedstrijdpak, het is allemaal binnen handbereik.
Wat niet veranderd is, is de impact van de wedstrijdsport. Een week toeleven naar een wedstrijd, chagrijnig zijn en bol staan van de stress, dat is in mijn geval niet anders op mijn 50e dan op mijn 15e. Ik verwachtte dat ik dit veel meer zo kunnen relativeren en meer zou kunnen genieten van de wedstrijdsport… de ervaring is anders.
Toen ik op mijn 49e echt weer serieus voor de wedstrijdsport ging trainen, was ik wel nieuwsgierig naar wat ik voor prestaties zou kunnen neerzetten. In de paar eerste wedstrijden die ik reed werd duidelijk dat echt sprinten er niet meer inzit, maar dat mijn prestaties op de 1500m niet zo ver van mijn beste tijden uit mijn juniorenjaren lagen. Zo ontstond de ambitie om na mijn 50e een PR op de 1500m te willen rijden.
En – mede dankzij de klapschaats – lukte dat. Er parallel aan mijn juniorentijd bleef er progressie en knabbel ik boven mijn 50e ieder jaar iets van mijn tijd af.
Voor het schaatsseizoen 2018/2019 heb ik een intensief zomerseizoen getraind. Nieuwe trainingsvormen, veel krachttraining en nog meer fietstraining moesten de basis leggen voor verdere progressie. In de eerste maanden van het schaatsseizoen wilde dat niet echt lukken. Ik leek aan sprintsnelheid ingeboet te hebben en op de 1500m wilde het niet vlotten. In december – een paar virusjes verder – werd duidelijk dat ik wellicht wat teveel getraind had en dat een tandje terug wenselijk was.
Mentaal was dat voor mij moeilijk omdat minder trainingsarbeid mij het gevoel geeft dat ik niet beter word, eerder slechter. Toch heb ik het advies opgevolgd wat resulteerde in betere wedstrijdresultaten en op de één na laatste dag van 2018 een PR op de 1500m.
Dan valt er een druk af en is het seizoen geslaagd. En tegelijk ook pas halverwege. De progressie zette echter niet goed door en langzaam kwam het einde van het schaatsseizoen in zicht. Traditiegetrouw is het altijd leuk om aan het einde van het seizoen op een snelle baan te rijden. De 11-Stedenhal en Thialf zijn daarvoor de mooiste banen. Vorig jaar had ik dat ook gedaan en reed slecht. En een slecht laatste wedstrijd geeft toch een beetje een vervelend gevoel..


Zonder echt na te denken gaf ik met op voor een “recordwedstrijd “ in de 11-Stedenhal. Het bleek echter een week na de sluiting van mijn “thuisijsbaan” de Vechtsebanen in Utrecht te zijn. Het seizoen had ne eigenlijk al te lang geduurd. In de week ervoor afgaand niet getraind en een virusje opgelopen. Veel twijfel of ik voor 3 minuten schaatsen ruim 300 km wilde gaan rijden, ik had er eigenlijk geen zin in. En ik moest een paar weken later Parijs Roubaix rijden en wilde veel liever fietsen…
Uiteindelijk vond ik dat ik wel moest rijden. En dan na een week niet schaatsen had ik tijdens de voorbereiding het idee dat ik het simpelweg niet meer kon. Hoe moest het ook al weer. Een en al onzekerheid. Waarom moest dit nu zo nodig.

En toen bleek weer eens dat al die training en oefening zo in je lijf en systeem zit, dat juist op het moment dat je denkt dat je het niet meer kan en jezelf helemaal ter discussie stelt, het eigenlijk vanzelf gaat. Ik reed op prachtig ijs een snelste seizoentijd op 500m en 0,3s van mijn persoonlijk record op de 1500m af. Zo werd een matig seizoen in een klap een succesvol seizoen. Door een weekje rust en gezonde twijfel. Een wijze les voor het komende seizoen… En de voorbereiding op Parijs Roubaix wordt nu alleen maar leuker…